19. Juli-augustus: selectie en onderzoek van varroa-arme bijenvolken
N.B. Het onderstaande bericht is bedoeld voor de meer ervaren imkers
Selectie op de laagste mijtenbesmetting en mogelijke onderzoeksmethoden
Er zijn verschillende methoden beschikbaar om de mijtbesmetting in een bijenvolk vast te stellen. Hierbij moeten we er rekening mee houden dat in het actieve imkerseizoen de mijten zich vermeerderen via het bijenbroed. Uit de praktijk blijkt dat ongeveer 70% van de mijten zich in het (bijna) gesloten broed bevindt. De andere 30% zit dus in een niet reproducerende fase en verblijft merendeels onder op het achterlichaam van de voedsterbijen in het broednest, met name op de ramen met open broed.
In de periode vanaf begin november tot eind december is er geen of nauwelijks broed en bevinden alle mijten zich op de winterbijen. De effectiviteit van de oxaalbehandeling is derhalve 90% of zelfs meer omdat de mijten zich niet kunnen verstoppen in het broed.
Aangezien de mijtenbesmetting vanwege de zomerbehandeling, de winterbehandeling en de natuurlijke sterfte van mijten in herfst en winter in het voorjaar zeer laag is, wordt het onderzoeken van de mijtenbesmetting vooral in juli en augustus toegepast. De mijtbesmetting kan namelijk in de periode van februari tot augustus zeer snel oplopen, waarbij een factor van 2 tot 3 per maand tot de mogelijkheden behoort. Voor het onderzoek naar varroaresistente volken kan derhalve de darrenraatmethode beter achterwege gelaten worden. Je wil namelijk de zelfregulering van de volken onderzoeken zonder externe ingrepen op de mijten.
De verschillende onderzoeksmethoden kunnen worden toegepast op de bijen en/of het gesloten broed of en/op de dagelijkse mijtval vanuit bijen en broed.
De verhouding tussen mijten op de bijen en mijten in het broed is in het voorjaar en de zomer ongeveer 1:3. De besmetting is daarmee een echte “broedziekte”. Echter na de langste dag begint het broednest snel in omvang af te nemen, waardoor de besmettingsgraad van het overblijvende broed snel toeneemt. Na het uitlopen van het broed na medio augustus neemt de mijtenbesmetting op de bijen ook snel toe. Het beeld ontstaat van een explosieve toename van de aantallen mijten in het broed en op de bijen.
Inmiddels onderzoek ik al 8 jaar de mijtbesmetting op de bijen en in het broed in de maand augustus. Voor de vergelijkbaarheid onderzoek ik de teeltvolken altijd vanaf 15 augustus tot 1 september. Dan zijn er al veel winterbijen geboren en ligt de mijtbesmetting in het broed en op de bijen op het hoogste niveau. Wil je de zomervarroabehandeling afhankelijk maken van de mijtbesmetting dan moet je het eerste mijtenonderzoek op de bijen vanaf rond medio juli doen, want dan kun je zo nodig nog op tijd met de zomerbehandeling beginnen indien de mijtbesmetting meer dan 5% bedraagt (officieel 3%).
1. De schudmethode: De aanwezigheid van mijten is in juli/augustus het makkelijkste vast te stellen via de schudmethode op een monster van 300 bijen. De schudmethode kun je toepassen met een schudbeker en winterruitenwisservloeistof of alcohol, daarnaast wordt CO2 vaak toegepast door imkers die ethische bezwaren hebben tegen het doden van bijen. Met CO2 laten niet alle mijten los, zodat een correctiefactor van 1,2 nodig lijkt om het gevonden aantal mijten te corrigeren.
Het is zaak het monster bijen steeds op dezelfde manier samen te stellen. Persoonlijk neem ik altijd een raam bijen, dat direct tegen het broednest aanhangt. Dat schud ik af op een vel folie en vul daarmee direct de schudbeker. Andere imkers nemen soms een raam open broed, want daar bevinden zich de meeste mijten op de voedsterbijen. Naar mijn mening kan dit leiden tot een “overestimating” van de mijtbesmetting. Belangrijker is echter om altijd dezelfde methode te gebruiken zodat data uit verschillende volken en jaren vergeleken kunnen worden.
De schudmethode met poedersuiker wordt vanuit het wetenschappelijk onderzoek als onbetrouwbaar bestempeld.
2. Broedonderzoek: Een betere onderzoeksmethode betreft de mijtbesmetting in het gesloten broed. Hierbij worden uitsluitend de poppen met paarse ogen en het liefst ook met een van wit afwijkende lichaamskleur onderzocht. Alle poppen met witte of roze ogen worden niet onderzocht. De poppen in deze fase kunnen bij volken met VSH-eigenschappen nog geruimd worden. Het is juist de bedoeling om de overblijvende mijtbesmetting na ruiming vast te stellen. Voor dit onderzoek heb je een vergroting van 5x nodig met een gerichte Ledverlichting als hulpmiddel. Met goede ogen en een borduurvergrootglas zou het moeten kunnen. Zelf gebruik ik een binoculair met een factor 5, hiermee kun je diepte zien in de cellen.
Voor een doelmatige vaststelling van de mijtbesmetting in het broed dienen in eerste instantie 100 gesloten cellen met paarse-ogen-poppen geopend te worden met een pincet. Met de pincet wordt de pop aan de kop eruit getrokken en wordt de bodem/zijkant van de cel onderzocht op mijtenpoep. Dit ligt onderaan op de zijwand van de cel op 10 of 2 uur, waarbij de toplat van het raam van je af ligt.
Zowel de pop zelf als de cel worden bij het vinden van mijtenpop goed onderzocht op varroamijten en op de kleur (leeftijd) van de mijt. De resultaten worden vermeld op een telformulier. Vind je 5 of meer besmette cellen tijdens de eerste serie van honderd cellen, dan kun je bij het vinden van de 6e besmette cel wel stoppen. Er is geen of nauwelijks sprake van VSH/SMR.
Het vinden van een donkerroodbruine mijt duidt op een volwassen moeder. Vind je uitsluitend naast de moeder 1 dochter of uitsluitend 1 zoon (wit en langere poten) dan beschouw je dit als een Niet Reproducerende mijt (NR). Cellen met daarin meerdere volwassen mijten worden niet meegeteld in de berekening van de VSH berekening.
In dit document van John Harbo van de USDA vind je de berekening voor de vaststelling van de VSH-eigenschap van het volk. Hiervoor dien je echter wel een serie van in totaal 200 poppen te openen. Dus tref je bij de eerste 100 minder dan 5 besmette cellen aan, dan onderzoek je nog een serie van 100 cellen.
Een resultaat van 0 besmette cellen of uitsluitend NR-cellen is het hoogste doel. Dan scoort het volk de hoogste VSH-waarde. Het onderzoeken van 200 paars-ogende-poppen kost ongeveer 50 minuten. Echter bij slecht scorende volken ben je met 5 tot 10 minuten klaar omdat vaak 10 tot 50% van iedere cel besmet is met een mijtenfamilie.
|
3. De mijtenval: de gemiddelde mijtenval gedurende 3 tot 5 dagen wordt als meest betrouwbare schattingsmethode van de mijtbesmetting in het bijenvolk beschouwd. Flores et al. heeft de verschillende schattingsmethodes vergeleken en komt tot deze conclusie. Hierbij moet predatie van de mijten door andere insecten uitgesloten worden door de schuiflade te voorzien van een “sticky board”. Op de schuiflade wordt een vel A3 papier of karton gelegd voorzien van vaseline of zonnebloemolie langs de randen. In de VS zijn dergelijke onderleggers gewoon te koop in de imkerwinkels.
In de maanden september tot en met februari is er echter nauwelijks kans op predatie. Pissebedden, oorkruipers en mieren zijn vooral in het voorjaar en de zomer actief.
Uit jarenlang persoonlijk onderzoek blijkt dat twee weken tellen in september een zeer betrouwbaar inzicht geeft in de hoogte van de mijtbesmetting in broed en bijen. Met vijf aaneengesloten perioden van drie dagen tellen weet je bij vergelijkbare volken welke volken het meest varroa-arm zijn. Met andere woorden welke volken zelf de mijtbesmetting het beste onder controle houden. Hierbij mogen de volken uiteraard niet behandeld zijn gedurende het voorjaar of de zomer. Deze vergelijking pas je uiteraard toe op je volken met teeltmoeren en eventueel op de dochters.
De volken moeten in dezelfde kasttypen/aantal randen ondergebracht zijn en dezelfde imkerbehandelingen ondergaan hebben. Bij mij zitten de teeltmoeren in 2-rands miniplus kastjes.
Het doel van beide methoden is hetzelfde. Voor mij is vooral het eindresultaat het belangrijkste, een bijenvolk met zo weinig mogelijk mijten. De besmetting in herfst en winter is namelijk de eindsituatie voor het bijenseizoen. De volken/teeltmoeren met de geringste mijtenval hebben blijkbaar de beste manier(en) gevonden om de mijtengroei te verminderen.
Deze mijtentelmethode is dus een inclusieve manier van selectie op mijtenbeheersing door het bijenvolk. Het volk kent vele manieren om de mijtendruk laag te houden, zoals allo- en autogrooming, mite-biting, mijten ruimen (VSH), verkorte broedduur, verminderd instappen, meervoudig instappen en verminderde aantrekkelijkheid van het broed. Wellicht zijn er in de biologie van het bijenvolk nog andere wegen die de mijtenreproductie reduceren, we weten nog veel niet. Door niet één specifieke methode te controleren, zoals VSH via uitruimen van besmette poppen, maar het resultaat aan het eind van het bijenseizoen te meten, nemen we alle wegen die leiden tot verlaging van de mijtendruk expliciet mee in de teelt en selectie.
Al 8 jaar volg ik de drie beste scorende teeltmoeren en nog steeds zie ik een voorzichtige vooruitgang in de verlaging van de mijtenbesmetting. In de beginjaren zag ik een jaarlijkse halvering van de mijtenbesmetting. Selectie blijkt dus echt te helpen.
4. De pintest: deze test wil ik hier niet onvermeld laten. Het is echter geen methode om VSH/SMR te onderscheiden. De pintest is alleen gericht op algemene hygiëne. Genetisch gezien is dit een andere eigenschap dan VSH/SMR. Toch wordt deze HYG-eigenschap zeer gewaardeerd ter voorkoming van allerlei broedziekten, zoals zakbroed, kalkbroed en bacteriële infecties, zoals EVB en AVB. Vaak hebben hoog VSH/SMR-volken tevens hoge HYG-waarden, andersom is dat vaak niet het geval.
De pintest voer je uit op gesloten broed met witte of rose tot paarsogende poppen door middel van een insectennaald diktenummer 2. Je prikt 50 gesloten cellen in het midden van de cel aan tot aan de middenwand van de raat. Na 6 uur controleer je hoeveel cellen er min of meer geopend zijn. De cellen hoeven niet geruimd te zijn, alhoewel daar vaak wel een begin mee is gemaakt. Het doel is om tenminste 90% te scoren.
We meten dus de mate waarin ziek of dood broed wordt gedetecteerd.
(video pintest)
De keuze tussen de verschillende testmethoden. Welke is de beste?
De beste methode is dus de methode die voor iedereen eenvoudig uitvoerbaar is en zonder veel investeringen in materialen en tijd haalbaar is. De beste methode schets ik aan het eind van dit document.
Keuzen maken betekent streng selecteren. Het selecteren van koninginnen, die vervolgens voor het nageslacht mogen zorgen, is werken aan natuurlijke selectie. In de natuur gebeurt dit nog veel sterker. Alles dat zich niet kan aanpassen aan veranderende omstandigheden blijft achter en sterft. Een grote verandering is de invasie van varroamijten/virussen en Aziatische hoornaars. Hoe strenger je selecteert des te sneller bereik je resultaat. Je moet echter voorkomen dat je hiermee tevens kostbare eigenschappen verliest. Je kunt ook onbewust eigenschappen uitselecteren, vooral als je op één specifieke eigenschap selecteert. Dit vind ik persoonlijk onverstandig.
De onderstaande mijtbesmettingsonderzoeken richten zich op de mijtendruk. De onderzoeksvraag luidt: hoeveel mijten zitten er in 100 of 200 gesloten broedcellen en hoeveel mijten bevinden zich op 300 volwassen bijen? Aangezien mijten zich voortplanten in het broed zou je denken dat je de bron van het ontstaan van mijten zou moeten onderzoeken, te weten het gesloten broed.
Deze methode is echter niet voor iedereen geschikt. Het vergt veel ervaring, tijd en apparatuur. Je kunt beter beginnen met mijtenonderzoek op de bijen door middel van de schudmethode. Medio juli voorafgaande aan de zomerbehandeling neem je een bijenmonster van 300 bijen en daar pas je de schudmethode op toe. Bij minder dan 5% besmetting mag dit volk naar de tweede ronde en behandel je niet. Bij meer dan 5% gewoon behandelen. Deze stap herhaal je in de tweede helft van augustus. Indien je het aandurft, dan kun je volken met minder dan 10% besmetting in de tweede helft van augustus onbehandeld laten. De kans op wintersterfte blijft gering. Boven de 10% gaat het in de regel mis en stort het volk gedurende de herfst of winter in elkaar.
Aangezien mijten zich via vervliegende darren en werksters kunnen verplaatsen naar andere volken, hetgeen extreem sterk kan gebeuren via ineenstortende volken die zwaar belast zijn met mijten, is het onderzoek van de mijten op de bijen niet de betrouwbaarste methode.
Om de betrouwbaarheid te vergroten kun je tevens bij de volken met minder dan 5% besmetting op de bijen in augustus nog een broedonderzoek doen om de bron van de mijtenvoortplanting te onderzoeken. Pas dan de Harbotest toe zoals hierboven beschreven. Dit kost echter veel tijd en een eenvoudige stereomicroscoop, alhoewel een vergrotingslens met LED verlichting ook uitkomst biedt.
Vaak scoren mijn teeltvolken wederom nul % besmetting in het broed. Dat is ook het gewenste doel. Echter met nul gevonden mijten in 200 gesloten paars ogende poppen zijn er nog steeds mijten in het volk aanwezig. Heb je meerdere teeltmoeren zonder besmetting in het broed dan kun je vervolgens nog de mijtenval op de schuifla gaan monitoren in september en later.
Gegarandeerd vind je mijten op de schuifla, echter de mijtenval geeft wel de meest betrouwbare uitslag van de integrale mijtenbesmetting in het volk, mits de predatie door mieren etc uitgesloten wordt en dat kan in september. Mijn beste hoog-VSH-volken op twee randjes miniplus laten slechts een halve mijt per dag vallen in september. Grotere volken in spaarkasten laten op zijn best 3 mijten per dag vallen. Volgens de website www.resistant.uk laten varroaresistente volken in september tot ongeveer 20 mijten per dag vallen.
Let wel deze aantallen gelden voor onbehandelde volken.
Eindconclusie: de beste en meest eenvoudige methode om je de meest varroaresistente volken/moeren te selecteren is dus het tellen van de mijtenval in september. Deze methode is niet gericht op één eigenschap, maar op de combinatie van meerdere eigenschappen en bedrijfsmethoden. Zorg wel voor gelijke sterkte en gelijke kasten met schoon bodemgaas, anders vergelijk je appels met peren. Gebruik je geselecteerde koninginnen om hier weer jonge koninginnen van na te telen, dat kan via broedafleggers of door middel van koninginneteelt in starter- en pleegvolken. Het middel is ondergeschikt aan het doel. Het belangrijkste is dat je nieuwe volken blijft opkweken van je beste koninginnen en afscheid neemt van mindere koninginnen. Hoe sneller je afscheid neemt van de moeren die minder presteren, des te sneller lossen we het varroa/virusprobleem op.
Mijn resultaat van de afgelopen jaren (mijtenval van de beste drie teeltvolken/moeren per jaar):
De cijfers van 2024/2025 worden per 1 maart '25 nog bijgewerkt.
Ben Som de Cerff, hobby-imker en docent bijenteelt
Reacties
Momenteel zijn er nog geen reacties, wees de eerste!
Uw reactie
Blijf op de hoogte
Wilt u automatisch een e-mail ontvangen zodra Ben Som de Cerff een nieuw blogbericht heeft geplaatst?Meldt u zich dan hier aan.